Preek/overweging gehouden in de Dominicus op zondag 14 mei 2023
Een aantal van jullie heeft mij sterkte en succes gewenst, in aanloop op deze zondag. Demonen op z’n plek gezet, dat is nogal een onderwerp! Het voelde ook groots en af en toe ook zwaar, de afgelopen dagen. Mijn ankerpunt in de voorbereiding was de herinnering aan mijn tijd in de Valerius kliniek, een psychiatrische kliniek in Amsterdam Zuid. Ik liep daar stage toen ik begin twintig was. Ik was in opleiding tot geestelijk verzorger en mijn leermeester daar was Govert Jan Bach. Een inspirerende man die, zoals zijn achternaam al doet vermoeden, een groot liefhebber was van Bach en die muziek ook gebruikte in zijn contact met de patiënten.
Een van de eerste vieringen die ik daar mocht bijwonen, ging over het verhaal van de genezing van de bezetenen. Van de reacties op die viering weet ik niets meer. Wat me vooral bijgebleven is, is mijn eigen ongemak toen die tekst werd voorgelezen. Bagatelliseer je het niet op deze manier?, dacht ik. En kan je dit wel doen: in een medische wereld verhalen vertellen over wonderbaarlijke genezingen? Na die stage wist ik een ding zeker: verhalen doen er toe, juist in die medische wereld, en zeker dit verhaal!
Ik zal vertellen waarom. En dan begin ik meteen bij die varkens. Ooit las ik deze tekst met studenten en die begonnen ook meteen over de varkens. Ze vonden het zo zielig voor die beesten en trouwens ook voor de boeren. Ik houd van dieren maar ik ga niet mee met de gedachten dat Jezus het gemunt heeft op de varkens. Dat hij ze wil straffen omdat ze onrein zijn. Jezus is in dit verhaal namelijk helemaal niet de leider maar eerder de volger. Vanaf het moment dat Jezus aan de overkant van het meer is gekomen, in het land van de Gadarenen, neemt Jezus zelf geen initiatief meer. Anderen komen in actie. Hij zet voet aan wal, en meteen komen daar die bezetenen, die gekken op hem af, brullend. Ze dagen Jezus uit. En Jezus doet niets, hij zwijgt. Dan nemen de demonen zelf het woord. Ze smeken Jezus: stuur ons in die varkens! En dan zegt Jezus: Toe maar! Hij volgt de wens van de demonen op. Alsof hij zelf niets in te brengen heeft, zo lijkt het. Toe maar! Als een moeder die toegeeft aan een jengelend kind. Sommige vertalingen geven Jezus iets meer kracht. Vooruit!, staat er dan. Of: Gaat heen!
ὑπάγετε, staat er in het Grieks. En dat betekent behalve ‘gaat heen’ ook: ‘onder je leiding brengen’, ‘iets een plaats geven’. En vooral die laatste betekenis, iets een plaats geven, dat is waar dit hele verhaal wat mij betreft om draait. Dat is wat er gebeurt in dit verhaal: het is een optelsom van verplaatsingen. Het is één grote kettingreactie. En de eerste zet wordt gegeven door de komst van Jezus naar de overkant van het meer. En daarna is het niet meer te stoppen. De bezetenen komen naar Jezus, ze smeken hem, de demonen gaan uit de bezetenen en smeken hem, de demonen vluchten de varkens in, de varkens rennen de zee in, de boeren rennen het dorp in, de dorpelingen rennen naar Jezus en ze smeken hem. Het beeld wat bij mij opkomt, als ik het zo achter elkaar zet, is dat van dat gokspelletje: balletje, balletje. Dan gaan de bekertjes razendsnel heen en weer en moet je raden waar het balletje in zit. En het balletje, dat is dan de demon, de gekte, de waanzin. Wie is hier nu gek?, denk je aan het eind van het verhaal. De dorpelingen wijzen op het eind Jezus aan als een gevaarlijke gek, een bedreiging voor hun bestaande orde.
ὑπάγετε! Iets een plek geven, onder je leiding brengen. Dat deed mij ook denken aan het scheppingsverhaal. In het scheppingsverhaal horen we hoe God ruimte maakt voor de mens. Hij bestrijdt en beëindigt door zijn woord de wirwar en wanorde. Al scheppend maakt God het voor de mens mogelijk om te leven. De chaos, de tohoe-wabohoe, wordt de door God verworpen en ontkende mogelijkheid. God gaat voorbij aan de levensbedreigende chaos. Dat betekent niet dat het leven op de aarde alleen maar leuk is. Het leven kent naast licht ook duisternis.
Er bestaat een licht- en een schaduwzijde. Maar deze kanten zijn door God benoemd, hebben een plaats gekregen: dag en nacht. Daarbij heeft God de nacht ondergeschikt gemaakt aan de dag.
Theologen als Barth, Miskotte en Breukelman interpreteren op een heel eigen wijze de Bijbelse verhalen. Het zijn geen theorieën over de bestaande werkelijkheid. Het zijn verbondsverhalen, verbeeldingen over de relatie tussen God en mens. En daarin mag je het scheppingsverhaal lezen als een soort beginselverklaring over hoe dat verbond eruit hoort te zien: één van bevrijding van de mens tot werkelijk mens-zijn.
Machten als de Satan, de duivel, boze geesten en demonen worden in de bijbel steeds ontgoddelijkt en van hun macht ontdaan. Telkens horen we hoe God staat te midden van die kwade goden. Te midden van: want het al dan niet bestaan van de goden staat niet ter discussie. Ze zijn er of ze zijn er niet. Het zijn projecties in hoofden van mensen of het zijn reëel bestaande machten. Wie zal het zeggen? De Bijbel heeft het daar niet over. Het duistere wordt niet ontkend maar krijgt een plaats toebedeeld. Krijgt betekenis. En dat is waarom deze verhalen ertoe doe, juist ook in een psychiatrische kliniek. Want de gekte en de waanzin hééft betekenis.
En hoe ordenen wij de werkelijkheid? Hoe scheppen wij onze wereld? Met verhalen en verbeeldingen – of misschien juist meer met analyses, etiketten en diagnoses? En zou de intentie van al ons ordenen niet óók moeten zijn dat we licht en donker op z’n plek zetten en het daarmee voor onszelf mogelijk maken om tevoorschijn te komen, leefruimte te krijgen?
Ik denk aan de chaos die je kan overvallen als je te maken krijgt met fysieke of geestelijke klachten. Chaos omdat je het niet kunt plaatsen. Je weet nog niet wat het is. Angst en vrees doen je dan smeken om verlossing. En die komt dan vaak met de diagnose. De demon wordt bij naam genoemd. Dan is er toch een soort opluchting. Maar de diagnose kan ook teveel ruimte innemen en verhinderen dat er andere verhalen verteld kunnen worden, die ook gaan over wat je overkomen is. Jung heeft gezegd: ‘We pathologiseren omdat we niet meer weten hoe we moeten mythologiseren’. In de huidige tijd zijn wij de symbolische blik op de wereld veelal verloren. Bijna alles moet wetenschappelijk aantoonbaar zijn, logisch verklaarbaar of feitelijk onderbouwd. Dat heeft ons beslist veel goeds opgeleverd maar diagnoses en andere objectieve wetenschappelijke verhalen hebben op zich geen zin of betekenis. Zingeving is bijna nooit in de feitelijke, objectieve interpretatie te vinden maar vooral in de symbolische.
We zullen dus net als Jezus in dit verhaal doet, onze eigen demonen, dat wat ons ten diepste bedreigd, op hun plek moeten zetten. ὑπάγετε! We moeten het zelf een plaats geven. En dat doen we door onze eigen scheppingsverhalen te maken, steeds weer. We moeten zelf weer durven om onze persoonlijke mythes te vertellen. Om zelf licht en donker een plek te geven in ons leven. Durven om de gevestigde orde, lees: de wetenschappelijke orde, opnieuw te ordenen. Om balletje balletje te spelen met onze eigen demonen. We moeten onszelf vaker durven afvragen: Wie is hier nu gek? Om vervolgens te ervaren welke nieuwe levensruimte dat geeft.
Moge het zo zijn!