Met grote aandacht zat ik deze dinsdag op de bank te kijken naar de troonrede. Niet omdat het de eerste keer was voor koning Willem- Alexander. Niet omdat ik zo benieuwd was naar de hoedjes en jurken. Maar omdat ik zo benieuwd was naar de woorden.

Al dagen scan ik het taalgebruik om mij heen. Deze troonrede zou de ultieme lakmoesproef worden om te kijken of het klopt. Of het klopt dat we in ons taalgebruik zoveel economische termen gebruiken. Het was Paul Verhaege die mij vorige week op dit spoor heeft gezet.  Hij sprak bij een onderwijsavond van het Nivoz over identiteit en onderwijs. Door identificatie en separatie vormen we onze identiteit. We spiegelen ons en willen gelijk worden als de ander. En tegelijk willen we ons ook onderscheiden en een eigenheid ontwikkelen. Dus als de maatschappij verandert, verandert ook onze identiteit. En daarom kijkt Verhaege met interesse naar het grote narratief wat overal aanwezig is en wat onze spiegel is. Door een veelbesproken onderzoek (Wilkinson & Pickett) naar de psychosociale gezondheid in Europese landen is duidelijk zichtbaar geworden dat het verdwijnen van de middenklasse een negatief effect heeft op de psychosociale gezondheid van de mensen. Hoe groter de inkomensverschillen, hoe ongelukkiger de samenleving. Identiteit is een product van maatschappelijke verhoudingen.

Die verhoudingen worden de laatste jaren sterk beïnvloed door het neoliberale gedachtegoed. En dat zien we terug in ons taalgebruik. Economische begrippen worden gebruikt om verhoudingen tot uitdrukking te brengen. We investeren in onze relatie. Kinderen zijn ons kapitaal. En het onderwijs is opbrengstgericht.

De troonrede is een variatie op deze toonsoort en komt met een nieuw identiteitsbepalend woord: de participatiesamenleving.  Participeren is een marktbegrip: ‘een aandeel hebben in’, betekent het. En dan lezen we verder in de troonrede dat kinderen veilig moeten opgroeien en hun talenten moeten kunnen ontwikkelen, om later naar vermogen te participeren in de samenleving. Drie economische begrippen in een zin.

Is dat erg? Wel als dit het enige narratief is waar een kind zich aan kan spiegelen. Het verhaal van de school is belangrijk. Dat moet een breed verhaal zijn. We moeten kinderen niet alleen willen klaarstomen voor het beroep zodat ze een aandeel kunnen hebben in de samenleving. Dit sluit aan bij de filosoof Martha Nussbaum met haar pleidooi voor de humaniora in het onderwijs. Wat dat betreft niets nieuws onder de zon.

Het verhaal van Verhaege werd voor mij interessant toen hij uiteindelijk ook de oplossing gaf voor deze ‘ongelukkige’ neoliberale tijd. Verander je taalgebruik. En dat deed me weer denken aan wat kindertherapeute Charlotte Visch vorig jaar in een Nivoz-lezing zei:”Begin je zin gewoon heel vaak met het woord ‘gelukkig’. Mensen horen namelijk vooral de eerste twee woorden uit een zin.

Daarom, lieve premier Rutte, help ons uit de crisis! Begin uw zinnen eens wat vaker met het woord ‘gelukkig’.