Trouw publiceerde 21 november een prachtig stuk van de Vlaamse filosoof Maarten Boudry. Boudry beschrijft aan de hand van een prachtige parabel hoe het heden ten dage gesteld is met religie in onze samenleving. “In een parabel uit de joods-chassiische traditie wandelt een man ‘s avonds door het woud, tot hij bij een huis komt waar binnen licht brandt. Door het raam ziet hij hoe mensen op en neer springen en wild met hun armen zwaaien. Wat erg, denkt de man: de arme drommels hebben vast een zenuwziekte of zijn waanzinnig geworden. Maar de man hoort niet dat binnen muziek speelt. De mensen dansen op een bruiloft. Als je de tonen van het geloof niet hoort, zo luidt de moraal van het verhaal, dan denk je dat de dansers niet goed bij hun hoofd zijn. In onze seculiere westerse samenleving, waar God steeds verder op de achtergrond raakt, zijn we vervreemd geraakt van religie en ingedommeld voor de gevaren van blind geloof. … Dat onvermogen om religieuze drijfveren te erkennen, delen deze goddeloze westerlingen, ironisch genoeg, met veel gematigde gelovigen. De laatsten zien religie als intrinsiek vreedzaam en goed, en kunnen daarom het potentieel voor haat en geweld in hun eigen heilige teksten niet onder ogen zien zonder heftige cognitieve dissonantie te ervaren.”

Dit beeld van dansers zonder muziek vind ik zo treffend. Ik was enkele jaren geleden bij een zogenoemde Silent Disco. Lekker dansen met een koptelefoon op je hoofd. Ideaal als je een drankje wilt bestellen of een gesprek wilt aanknopen. Niet meer schreeuwen! Wij horen de klanken van het geloof niet meer, stelt Boudry vast. Maar helaas is onze samenleving niet als een silent disco. Er is namelijk geen stilte. We horen de klanken niet meer omdat die overstemd worden door andere geluiden. Iets soortgelijks ontdekte ik vorige week tijdens de kloosterdagen met mijn studenten. We oefenden in stil worden. Ik hoorde daardoor weer de innerlijke klanken die mij als gelovige laten dansen. Maar een aantal studenten hoorde niets en keek naar een silent disco.