De eerste weken ‘pionieren’ als thuisonderwijzer zitten erop. We hebben een nieuw ritme: iedere ochtend werken mijn zoon en ik ons samen door een berg methodelessen heen. Een mix van online en offline onderwijs. Tussendoor doen we steeds een serie traplopen zodat we fit blijven en ons hart weer even flink gaat kloppen. En dat is wel nodig! Ik zie wat de lesstof met mijn zoon doet: het maakt hem verveeld en het slaat alle nieuwsgierigheid en verwondering uit hem. Alles wat ze moeten leren is helemaal stukgeknipt tot hele kleine snippertjes kennis. De lesstof dwarrelt als confetti iedere ochtend op ons neer. En de verwerkingsopdrachten toetsen alleen maar of mijn zoon goed geluisterd heeft en of hij voldoende taalbegrip heeft. En ook de opdrachten die moeten uitdagen tot creatieve verwerking of eigen meningsvorming zijn zo ingekaderd in het strakke format van de methode dat er geen ruimte wordt ervaren en dat daarmee de bedoeling niet geraakt wordt. Ik krijg steeds meer begrip voor de aversie die mijn zoon voelt tegen school. Wat nog niet betekent dat ik dit thuiszitten een ideale oplossing vind.

School en de leerplichtambtenaar zijn tevreden met onze start van het schooljaar: mijn zoon krijgt onderwijs op afstand. Natuurlijk zien ze liever dat hij op school is. Maar voor nu vinden zij dit goed. De intern begeleider handelt heel consciëntieus mijn mails af. En ik ervaar welwillendheid. En daarmee lijkt de zaak onder controle en voldoet de school aan haar zorgplicht.

Maar met stijgende verbazing kijk ik de afgelopen maanden naar wat er eigenlijk over blijft van een schoolgemeenschap op het moment dat je even niet meer op school kunt zijn. Sinds school gestart is, is er geen contact geweest tussen de leerkrachten van de klas en mijn zoon. Bij de start van het nieuwe schooljaar kwam er geen welkomskaart. Er worden geen traktaties van kinderen langsgebracht. Geen lieve berichtjes van de kinderen. Ik voel vooral ongemakkelijkheid met de situatie. Voor de start van het schooljaar kreeg ik een mail met de vraag wat er met zijn tafeltje moet gebeuren. Zetten we dat in de kring of aan de kant? En of ik wilde aangeven wat de leerkrachten moesten vertellen aan de klas over zijn afwezigheid. Er brak iets in mij. Het voelde of mijn kind overleden was. Het was een functionele mail en zeker niet bedoeld om mij te kwetsen. Ze wilden juist met mij afstemmen en mij meenemen in het proces. Maar dat die twee ogenschijnlijke praktische vragen ook een pedagogische en ethische lading hebben, daar werd nu aan voorbij gegaan. En dat maakte dat het effect van die mail zo heftig was voor mij. Ik voelde me eenzaam. Niet gedragen door school. Niet opgenomen in hun professioneel handelen. Niet aangevuurd door hun pedagogische visie en idealen. Mijn zoon valt buiten de boot en daarmee buiten het narratief van de school en van de leerkrachten. Wat overblijft is een instrumenteel handelen en spreken. Als een kind psychisch moeilijkheden heeft en een thuiszitter wordt, weten we het blijkbaar niet meer. Dan is er een handelingsverlegenheid en een gebrek aan een groter verhaal.

Dat voelde ik ook toen ik vorige week voor het eerst een van de leerkrachten van mijn zoon sprak. Ik kwam even langs om te vragen of er nog lesmaterialen waren voor mijn zoon. De leerkracht vertelde me dat ze toevallig die dag voor het eerst over mijn zoon gesproken hadden. De leerlingen vroegen wat er nu met hem was en waarom hij er nog steeds niet was. De leerkracht vertelde me dat ze welgemeend kon zeggen dat ze het echt niet wist wat er precies aan de hand was en dat ze ook aan de kinderen had gezegd dat ze blij was dat ze het niet wist. Het klonk alsof de leerkracht er verre van wilde blijven en dat dit hele voorval maar een kleine onderbreking van de dag was geweest. Het kwam op mij over alsof ze niet betrokken wilde worden in dit verhaal. Haar handen niet vuil wilde maken aan een duiding of een perspectief. En natuurlijk heb ik daar begrip voor. En misschien interpreteer ik het verkeerd. En het is ook lastig: mijn zoon is letterlijk off the map! Maar op dat moment in die ontmoeting met de leerkracht voelde het alsof hij niet meer bestond. En het voelde ook als een gemiste kans: dit was juist hét moment om met de kinderen te spreken over de vragen achter die ene vraag. Om te onderzoeken welke gevoelens en gedachten de kinderen in de klas hebben bij de afwezigheid van een mede-leerling. Of er meer kinderen zijn die het weleens moeilijk vinden om naar school te gaan. Die ene vraag van de kinderen zou vindplaats kunnen zijn van nieuwe perspectieven en verbindingen waar de hele klas, de leerkracht en wij rijker van zouden kunnen worden. Maar dat kan alleen als je je als leerkracht op dat moment laat onderbreken. Letterlijk en figuurlijk!

Ik refereer hierbij aan het betekenisvolle werk van filosofe Hester IJsseling. Zij spreekt over de pedagogiek van de onderbreking. “Momenten van onderbreking – het zijn van die momenten die je niet kunt oplossen, maar waar je je wel verantwoordelijk voelt. Stel je je open, ben je ontvankelijk? Heb je er vertrouwen in dat het goed gaat komen? Heb je de moed om tijd te nemen voor wat hier en nu belangrijk is? Hoor je het appèl? Kun je daarop afstemmen? Wanneer je dat kunt, leef je dat ook voor aan kinderen: dat je de verbinding kunt aangaan, in plaats van uit de weg gaan.’

Een mooi voorbeeld van die pedagogiek van de onderbreking ondervond ik helemaal aan het begin van ons ‘thuisblijversavontuur’. Dat was toen de directeur van school helemaal aan het begin n.a.v. weer een ziekmelding van onze zoon, in zijn auto sprong en bij ons langs kwam. Hij was daar toen niet de directeur maar toonde zich empathisch door ook iets van zijn eigen ouderschap op tafel te leggen en door te delen in het vraagstuk waar wij voor stonden. Niet alleen vanuit praktisch oogpunt maar ook vanuit pedagogisch en ethisch. Hij kwam nabij. En ook letterlijk: door bij mijn zoon te gaan zitten en met hem aan een K’nex bouwwerk te gaan zitten. Terwijl de mails waarschijnlijk zijn inbox binnenstroomden en de telefoontjes onbeantwoord bleven, koos hij ervoor om naast mijn zoon te gaan zitten. Hij liet zich onderbreken. En uiteindelijk lukte het hem die ochtend om mijn zoon mee te nemen naar school.